Anunnaki, onze Goden - (deel 151) - Het kleine Volkje... (22.0)

Dit is een reeks artikelen waarin Evert Jan Poorterman ons meeneemt op een fascinerende ontdekkingsreis.

Over de komst van een ster en vooral zijn bewoners die al sinds 445.000 jaren álles, maar dan ook écht alles op onze planeet bepalen.


De Zon en de bij-Zon (slot 32)


xxx

Woeste gronden en ‘t Oude Loo


xxx

Het nieuwe Loo


xxx

De Cannenburgh

Het kleine Volkje op de Vale Ouwe...

‘Boven het land van Maas en Waal staan de heuvels en de dalen van de Hoge Veluwe. Het landschap is er oud en dankt zijn ontstaan aan de machtige gletsjers die vanuit het Hoge Noorden; modder, zand en keien meevoerden. Het smeltwater van de gletsjers stroomde zomers door de dalen en ’s winters droeg het kruiende ijs; machtige brokken graniet met zich mee en maakte daarmee een dam van zand, modder en stenen. Die dam duwde langzaam maar zeker de heuvelrug op tot het hoogste deel van ons lage land’.

Althans zo staat het in onze schoolboekjes. Ikzelf kies voor een andere optie; dat de voormalige zuidpoolkap zich terugtrok (evenals de voormalige noordpoolkap) en zich elders weer opbouwden (daar waar nu de huidige poolkappen zijn). Ik kom tot die conclusie omdat onze planeet sinds de zondvloed (die het gevolg was van de kanteling van de planeet. Dat kwam door het afbreken van een groot deel van de toenmalige zuidpoolkap - althans volgens Zecharia Sitchin en de overleveringen van de Soemeriërs) scheef hangt en ook nog eens op de kop!. De zeer dichte atmosfeer regende neer in veertig dagen en veertig nachten en zodoende steeg het zeeniveau wel 120 meter. Door de nieuwe stand van de planeet ten opzichte van de Zon hebben we sinds de vloed te maken met ‘dag en nacht’ en met ‘seizoenen’, ofwel met zomer en winter. Omstandigheden die in het ‘paradijs’ niet aanwezig waren. De oude poolkappen smolten langzaam weg en de nieuwe groeiden langzaam aan. De bovenstaande tekeningen zijn van Jacobus Craandijk. Verder met de schoolboekjes...

‘Lang geleden vonden de gezinnen van de Bataven, Angelen, Saksen, Angelen, Friezen, Kelten en nog meer volkeren hun weg naar het lage land en bevolken sindsdien de oevers van rivieren, zee en binnenzee. Ze woonden in het heuvelland van de Veluwe en visten langs de kusten van Zee en IJsselmeer (voorheen Zuiderzee). De jagers en de vissers bouwden hun dorpen langs de rivieren, bij de vennen en de beekjes. Ze woonden bij de moerassen en verkenden de gebieden. Voor die tijd kon je zelfs nog van hier tot in Engeland lopen. In de dalen van het land waren kolken en er lagen heidemeertjes. Langs de vennen groeiden het wollegras en langs de randen groeide de dophei. Er groeiden wilgen, kruipwilgen en zonnedauw. Op de heuvels groeiden welig; den, eik, kastanje, berk, esdoorn, bosbessen, bramen en veel meer’...

Het Kleine Volkje en hun aanverwanten

Aan het bovenstaande heb ik weinig toe te voegen of aan te veranderen; het moet er mooi zijn geweest; idyllisch en sprookjesachtig. Wel veranderde ik ‘Angel-Saksen’ in Angelen. En ik zou der aan toe kunnen voegen dat de Romeinen de Friese scheepvaardij onderverdeelde in A - de Sicambri (zeekampers ofwel de mariniers, de jannen van de marine), B - de Sturli (stuurlui dus en die staan voor de handelsvloot) en C - de Angeli (de angelaars, de vissers en hun vloot schepen). De Angelen zijn dus geen volk zoals de Friezen en Saksen, Kelten of Bataven maar zijn de zeevissers. Ook moet ik opmerken dat de woeste gronden van de Veluwe sporadisch bebouwd werden zodat de ‘heren’ op hun kastelen eeuwen ongestoord hun leven konden leiden. Verder met het schoolboekje:

‘Die eerste tijd ligt nu ver terug maar op de Hoge Veluwe en bij de moerassen en de vennetjes in de dalen, daar waar het gevaarlijke drijfzand ligt, woont nu nog steeds het Kleine Volkje (ook wel Kabouters genoemd), tezamen met de Elfen en de Witte Wieven van het moeras. Die Witte Wieven (witte vrouwen), schoon en verleidelijk als zij zijn, hebben ze al menig man meegelokt naar het diepe zuigende moeras. ’s Avonds in het schermerlicht van maan en sterren dwalen zij er rond en dragen lichtjes met zich mee. Een ieder die hun lichten volgt zal jammerlijk verdwalen. Over de oude handelsweggetjes van lang gelee trekt nog als vanouds zo af en toe het Kleine Volkje. Regelmatig lopen zij in lange rijen over de oude handelswegen van ons land in de richting van het noorden. Vreemd genoeg gebruiken zij in het noorden van ons land die wegen waarover de oude Hessen heel vroeger vanuit Duitsland naar het Noorden trokken. Hun trektocht duurt vaak drie dagen en drie nachten lang. Ze trekken vanuit het zuidwesten van ons land, naar het noordoosten tot zij in het Hoge Noorden van Denemarken en zelfs Noorwegen aankomen, waar zij door sommigen ook regelmatig worden gezien op hun trektocht’.


xxx

Het is een soort van Helderziendheid

‘Maar het vreemdst van alles is dat niet iedereen ze kan zien. Het zien van het Kleine Volkje en hun aanverwanten is een soort van helderziendheid waar jij je maar beter niet al te zeer in moet verdiepen. Ze behoren tot de bovennatuurlijke verschijnselen die komen en gaan zoals het aanzwellende licht van de maan of het komen en gaan van de seizoenen; geheel natuurlijk en zoals vanouds. Graaf je langs of in de oude paden die zij betreden op hun trektocht, dan vind je altijd wel een oude pijlpunt of een oude vuistbijl, een oude boerderij, een oude waterput of vuurplaats. Het is op dit soort plaatsen dat je bij het volle maanlicht de Elfen kunt zien dansen of het Kleine Volkje kunt zien spelen. Maar kijk uit voor de ‘Witte Wieven’ van het moeras en verstoor maar beter niet het Kleine Volkje en de Elfen; wanneer je hen verstoort zijn ze namelijk niet meer te vertrouwen. Ze houden van een ongerepte natuur, schone grond en stilte. Het is treurig om te zien hoe zij soms plotseling wegtrekken als ergens hun rust wordt verstoord door zware bulldozers en ander zwaar materieel. In lange rijen trekken zij dan weg op zoek naar daar; waar wilde bomen, struiken en kruiden nog rustig kunnen groeien. Daar waar de beekjes nog rustig kabbelen en waar de herten nog in groepen rustig rondlopen’.

Het wegtrekken van het Kleine Volkje

‘Zo was het ook gegaan op die avond, toen de kat van de buren krijste en een dikke staart maakte tegen iets onzichtbaars op het oude pad, dat zich langs de oude woning slingert in de richting van het grote bos. Hij klom met zijn scherpe nagels in een hoge boom en tuurde het pad af naar de bocht. Verwonderd om zijn vreemde gedrag liep ik naar het oude pad dat zich langs het huis slingert en speurde het af. Ik volgde de bocht en toen was het dat ik hen zag; het Kleine Volkje. In lange rijen liepen zij met verdrietige gezichten in de richting van het nog rustige grote bos. In het bos verzorgen zij de bomen en de planten en altijd bekommeren zij zich om de gewonde dieren. Hun kleding die nacht was als van geweven zilveren wolken, met hier en daar een donkere kreukel. Sommigen hadden een baardje en anderen hadden kleine baardloze gezichtjes. Hun rust was verstoord door de komst van een nieuwe grote woonwijk. Verstoor je hun rust dan komen ze wel eens in je huis. Soms kunnen zij je behulpzaam zijn maar soms ook zie je ze liever weer vertrekken. Het komt wel voor dat het Kleine Volkje al te zeer gehecht is aan de grond en zij er niet willen wegtrekken. De kans is dan groot dat je door hen wordt geplaagd’.

(Bron van deze algemene oude Hollandse vertelling - onder andere; A. Gerding-Le Compte ‘Kabouters, Gnomen en Fantomen’). Met dank aan xxx.dossierx.nl. Bovenstaande sfeerschets kom je ook tegen in het boekje; ‘Een zomer met het kleine Volkje’ van de Canadese Tanis Helliwell. Hier een korte impressie van de inhoud (ik ben in het boekje gaan lezen en opeens ben je zomaar twintig pagina’s verder...).

‘Tijdens een zomer in een landhuisje in Ierland kwam Tanis Helliwell - in eerste instantie tot haar eigen verbazing - in contact met een ‘leprechaun’, een Ierse kabouter, die haar niet alleen het een en ander leerde over de evolutie van elementwezens (zoals feeën, elfen, gnomen en kabouters), maar ook over de onderlinge afhankelijkheid van mensen en elementwezens in hun gezamenlijke evolutionaire bestemming. Een zomer met het Kleine Volkje geeft inzicht in vele geheimen van het kabouterrijk en verhaalt over hun levendige spel, humor, nieuwsgierigheid, ondeugendheid, plezier, wijsheid en goddelijke doel. Volgens de leprechauns streven de elementwezens er momenteel naar om, samen met geëngageerde mensen, de Aarde te genezen en een ‘nieuwe’ wereld te scheppen. Met haar innemende stijl en humor schetst Tanis Helliwell een treffend beeld van een Iers dorpje en zijn inwoners en beschrijft ze tegelijkertijd haar fascinerende relatie met haar leprechaun-vriend. ‘Het lezen van dit boek opent een deur in je verbeelding. Of je het nu als realiteit of verzinsel beschouwt, dit boek brengt een boodschap over van genezing en van planetaire prioriteiten.’


xxx


xxx


xxx

Kabouters of Kobolters of misschien wel ‘aardmannetjes’ beschikken over grote hoeveelheden goud. Ze dragen het in zakken met zich mee. Ze werken samen met de elementalen en kunnen gemakkelijk bij het goud komen. Voor hen heeft het niet de waarde die wij mensen er aan toekennen... maar ja als je het in zakken met je meedraagt en over zulke hoeveelheden beschikt zegt een paar kilo meer of minder niet zo veel! Wat steeds blijkt uit de verhalen is dat ze zich in de natuur ophouden en op magische plaatsen (krachtplaatsen en leylijnen) en soms in de bewoonde wereld, in oude huizen, stallen en kastelen, maar het liefst altijd op zich zelf en zonder mensen als het kan en in verbinding met de natuur. Ze haten verstoring en vernielzucht...

De strijd van het Kleine Volkje

Ook in IJsland worden zulke verhalen verteld over het vreemde Kleine Volkje en hun aanverwanten. Toen men in 1962 de nieuwe haven van Akureyri wilde aanleggen kregen de arbeiders met ongekende vreemde problemen te maken. Als eerste wilde men de rotsen opblazen maar de apparatuur weigerde telkens weer. Arbeiders liepen alsmaar verwondingen op of werden plotseling ziek. Na heel wat tegenslagen kwam men in contact met een jongeman die beweerde dat het kwam door de Elfen in de buurt; hij vertelde dat de Elfen verdrietig waren omdat de rotsen werden opgeblazen en zij daarin woonden. De jongeman stelde voor om te bemiddelen tussen het gemeentebestuur en de Elfen en dat werkte; na de bemiddeling gebeurden er geen vreemde ongelukken meer...

en werkte de apparatuur weer zoals het hoorde en kon de haven worden aangelegd. Maar dat was niet de laatste keer dat het Kleine Volkje probeerde om hun land te verdedigen. Toen men in 1984 in het gebied een nieuwe weg wilde aanleggen, werden de arbeiders opnieuw geplaagd door uitvallende apparaten. Bulldozers gaven er de brui aan, andere machines weigerden ook dienst en de arbeiders werden weer massaal ziek. (Uit; Charles Berlitz - ‘Vreemde verschijnselen’). Aardewezens als kabouters zijn een heel ijverig volk en ook super behulpzaam. Ze zijn zo sterk dat ze je kunnen helpen als je gepakt wordt door een minder aardige fee; ze doen dat met de elfen en andere bosbewoners. Kabouters zijn echte werkers die zich bezighouden met het onderhoud van de bomen...

de wortels van de bomen en met dingen onder de aarde die veranderd moeten worden. Ze zijn ook heel liefdevol voor dieren en planten, sterker dan de elfen. De elfen zorgen weer heel liefdevol voor de insecten wat de kabouters niet doen. Kabouters leven op krachtige, vurige plekken als breuken en andere vuurbanen. Het is voor de kabouter een uitdaging om een breuk op te zoeken en daar ligt meestal hun rijk. Ze gaan heel diep in de aarde tot het vuur of water en ze zijn heel moedig, roekeloos zelfs. Kabouters vormen één groot volk met overal stammen, net als bij de elfen. Kabouterplekken zijn herkenbaar omdat ze ervan houden dat boven hun woning een oude boomstronk is, omgevallen, half vergaan hout, struikgewas, dennenbomen maar niet echt het donkere bos.

Ze vinden het fijn aan de lichte kant te zitten. Varens vind je er ook altijd. In ons begrensde stamgebied zijn wel 150 kabouterplekken en 80 - 90 elfenplaatsen en de feeën hebben één heel grote plek vanwaar ze naar andere plaatsen toegaan (Gevonden; xxx.gaialogie.nl.). De reeds meerdere malen genoemde Eldermans ontmoette in de jaren´70 Annie Gerding-LeComte, echtgenote van professor Gerding. Haar tuin bij ‘t Dakhuus (vlakbij de villa van Eldermans ouders) aan het Berkenlaantje, werd regelmatig bezocht door de kobold Jodocus, waarmee ze communiceerde. Ook op andere plaatsen (ten zuiden van de Eperweg) nam ze vertegenwoordigers waar van ‘het Kleine Volkje’. Ze schreef over haar ervaringen een boekje met de titel; ‘Kabouters Gnomen & Fantomen’. Meer de volgende keer... 

Evert Jan Kommee(t)man

Delen tekst zijn overgenomen uit de Statenvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap Haarlem - 1987 (350 jaren Statenvertaling 1637-1987). Ik dank Carolus Verhulst; oprichter van Uitgeverij Mirananda te Wassenaar, voor het uitgeven van Sitchin's boek en voor zijn bijdrage als vertaler van de tekst, mijn ouders, mijn gidsen en onderzoekers en schrijvers als Immanuel Velikovsky, Erich von Däniken, Robert Charroux, Zecharia Sitchin, Alan Alford, Ernst Gideon, Iman Wilkes, de schrijvers danwel samenstellers van het Oera Linda Boek en tal van andere pioniers zoals Jan van Gorp (Iohannes Goropius Becanus, geboren te Hilvarenbeek, 1518-1572), Simon Stevin van Bruggen (Brugge, 1548-1620), Berend Willem Hietbrink (Maastricht 1943-...), Hylke Welling (1933 - ...), Michel de Nostradame (St. Rémy, 1503-1566), Pieter van der Meer en Alex Onbekend en Ansi mijn mentor en taalmeester en anderen die mij inspireerden...

Voor vragen en/of suggesties kun je Evert Jan rechtstreeks mailen op evertjan(apestaart)niburu.co

EVERT JAN POORTERMAN/NIBURU.CO

Bezoek ook eens gezondheidswebwinkel Orjana.nl