Anunnaki, onze Goden – deel 238 – helemaal draaierig geworden

Dit is een reeks artikelen waarin Evert Jan Poorterman ons meeneemt op een fascinerende ontdekkingsreis.

Over de komst van een ster en vooral zijn bewoners die al sinds 445.000 jaren álles, maar dan ook écht alles op onze planeet bepalen.





De literatuur van de Babyloniërs en de Assyriërs

Er is kennelijk veel angst en weinig stabiliteit in het zonnestelsel en dat komt niet door de puberende jonge goden (planeten). De innerlijke onrust komt van buiten. Er staat een indringer aan de poorten van het jonge stelsel. Die indringer kan nooit een kind (kleiner hemellichaam) zijn van de planeet Ea. Dit object moet veel groter zijn. Want Tiamat is een grote vaste planeet, geen gasbol of een klein en gemakkelijk verplaatsbaar planeetje. De jonge goden accepteren Marduk als hun Heer. Het begrip Upshukinna zou het ‘vergadervertrek’ kunnen zijn waar de goden bijeenkomen. Het Germaanse Walhalla zou het hoogst haalbare zijn voor een Germaanse krijger. Walhalla staat voor een ‘langhuis’. Groot lang dorpshuis zeg maar! en voor de ‘Hemel’ of een ‘beloftevol gene zijde’.

‘Als ik echter als jullie helper,
Tiamat bedwing en jullie red,
roep dan een vergadering bij elkaar
en bepaal opnieuw het lot.
Ik zal dan vriendschappelijk bijeen zittend (in de Upshukinna),
met mijn woorden, in plaats van die van jullie, het lot bepalen.
Niets zal verandert worden van wat ik schiep,
Het bevel van mijn lippen zal niet tenietgedaan worden
en niet verzwakt worden’.

xxx

Baan van de naderende jonge nog vuur brakende ster wordt afgebogen door de aantrekking van de Zon. Hij trekt naar binnen en nadert zijn opponent Tiamat. Beiden maken door optredende gravitatiekrachten jonge satellieten aan...

Ik schreef het al: dat ik Walhalla zie als een synoniem voor Upshukinna (zie hierboven in het vers) en dat is de verzamelplaats voor/van de goden. Daar komen en daar kwamen ze bijeen. In dit geval geen bierdrinkende ruige binken die dobbelden, vochten en een Zwijn aan het spit regen en braden, maar deze ‘goden’ zijn de jonge planeten van ons zonnestelsel. Het ziet er als volgt uit; UP SHU KI IN NA>, met de betekenis; ‘oerbasis-rechtvooruit-kiepen/kieper-intens-vormen/gevormd’, ofwel het Upshukinna is een deel van ons zonnestelsel, waar de planeten verzameld zijn. Dat is buiten de Zon en Mercurius. Mercurius alias Mumu (Moemoe = MU.MU. = vertrekken-vertrekken en UM.UM. = hoeden-hoeden, ofwel Mercurius/Mumu is constant in beweging, constant aan het vertrekken...

en ook constant hoeden) is de vaste begeleider van de Zon. Mercurius/Mumu is het gehoor en het gezicht van de Zon; oren en ogen. Hij luistert af en geeft de informatie door aan Moeder Zon. Dan volgen naar buiten toe Venus en Mars met de dominante planeet Tiamat in het centrum van ons stelsel. Na haar komen de paren Jupiter en Saturnus en Uranus en Neptunus en Charon en Pluto. De rebellerende planeten willen af van Tiamat die min-of-meer als rechterhand van de Zon de boel in het gareel houd. Als dan van buiten een jonge nog vuur brakende ster nadert raken de opstandige planeten in een hoopvolle en zelfs euforische staat. Ze durven zich zelfs openlijk uit te spreken tegen het gezag en staan op tegen de hiërarchie in het stelsel.

De ‘goden’ verzamelen zich in het Upshukinna, de oerbasis van ons stelsel, vanuit het perspectief van de komende ster (en de latere ‘anunnaki’). Ze wachten de binnendringende nieuweling op en hopen dat hij Tiamat zal terechtwijzen... en zelfs verslaan! Upshukinna slaat meer op de positie van de planeten in ons zonnestelsel – en dan vanuit het zicht van de jonge ster (en de latere ‘anunnaki’), want we lezen; ‘oerbasis recht vooruit, ik kieper zal het vormen’, ofwel de ‘kieper’, de jonge sterke ster zal de ‘oerbasis’ overhoop halen en hervormen. Hij gaat ‘Hemel en Aarde’ scheppen. Doet dat door diep door te stoten in het stelsel; hij ramt recht af op de leidende planeet Tiamat. Ze maken beiden satellieten aan; die van Marduk/Gud worden ‘winden’ genoemd (door de kerk ‘engelen’) en die van...

Tiamat worden monsters genoemd. Hier is al sprake van ‘omkering’ ofwel verdraaiing van de feiten, zoals ook het geval is met Lucifer. Lucifer is LOVE en EVOL en God is EVIL en LIVE. Lucifer als restant van de grote planeet Tiamat is liefde, warmte en... nog niks verder, want de confrontatie, de botsing moest nog komen. Tiamat was serene rust... en toen kwam de wildebras God/Gud de kamer binnenstampen. Als een Olifant in de porseleinkast zeg maar... Hij is kwaad en hij brengt dood en verderfenis, maar hij schept ook leven! Hij dood de leidende planeet Tiamat, breekt haar in stukken en verbrijzelt het bovenste deel en laat het onderste deel weg ketsen naar een nieuwe baan om de Zon. En gunstiger baan voor leven; niet te warm en niet te heet!

‘Alle grote goden, die de wereld besturen,
treden binnen voor Anshar en vulden de zaal,
kusten elkaar en stonden bijeen,
onderhielden zich en zetten zich aan de maaltijd.
Ze aten brood en mengden wijn.
De zoete drank bedwelmde hun zinnen,
bij het drinken van de drank werden ze vol in het lichaam,
ze werden geheel dronken, hun hart werd grootmoedig;
ze droegen de wereldleiding over aan Marduk, hun helper’.


Marduk (de jonge ster) maakt zich op voor de strijd. Hij maakte een boog en bestemde die tot wapen; pakte een lans en bestemde die tot werpwapen. Nam een ‘mittu’ en plaatste die aan zijn rechterkant. Boog en koker hing hij aan zijn zijde. Zette een bliksemstraal voor zich neer, met een vlammende vuurgloed vulde hij die bliksem. Hij maakte een jaagnet om daarin Tiamat te sluiten, hij stelde dat net bij alle vier windrichtingen, zodat er niets uitkon. In het zuiden, noorden, oosten en westen bracht hij het net aan, als geschenk van zijn vader Anu (hier ziet de schrijver niet dat Marduk de jonge ster is en niet Ea, kind van Anu). De samenklontering van de planeten (vergadering in Upshukinna) wordt dus veroorzaakt door de aantrekking van de Zon...

waaromheen Mercurius, Venus en Mars draaien, door Tiamat die blijft staan en de grote kracht en macht die van buitenaf in ons stelsel komt. De Zon trekt en de nieuwe jonge ster trekt ook aan de planeten. Temidden staat Tiamat. De buitenplaneten (de jonge goden van de bovenwereld) verkeren in een soort vacuüm... maar dan als Marduk (de jonge ster) binnenkomt en het gezelschap nadert en passeert, geven ze hem kracht en vaart mee, elektrische ladingen en lanceren hem als het ware. In zijn voorbijgaan komen uit zijn binnenste planeten voort, zoals uit Tiamat, die staat te wachten, de elf monsters geboren worden. Je merkt het al; Tiamat (de goede LOVE en EVOL) brengt 'monsters' voort en Gud/Marduk (jonge ster) brengt ‘winden’ voort of ‘engelen’.

xxx

De jonge ster raakt Tiamat niet, twee van zijn pasgeboren planeten wèl! Bij de tweede ontmoeting is het de jonge ster zelf die Tiamat ‘als een Mossel splijt’. Haar bovendeel wordt de astroïdengordel en haar onderdeel wordt Lucifer... en zij wordt van de troon gestoten door de jonge ambitieuze nog vuur brakende ster, die we leren kennen als Ra, Shiva, Bison, Tatanka, Mazda, Suzuki, Messias, Gud, Anu en als Jezus, de Zoon en als God, de Vader. Wie is toch die man die op Zondag het vleesch snijdt?! Dat is de Vader... Het was de planeet de ‘noordenwind’ die Lucifer weg ketste... In oude teksten staat dat Lucifer in haar val uit de Hemel een ‘engel God’s meenam’. En dat klopt niet helemaal; het was een ‘engel God’s’ die Lucifer weg ketste!

xxx

Nieuwe situatie in ons zonnestelsel; Hemel en Aarde zijn geschapen... Tiamat is verslagen en in twee stukken gehakt en haar restant werd tussen de planeten Venus en Mars geketst; ‘aarde’. Haar afgeslagen bovendeel werd de astroïdengordel; ‘hemel’.

Als ik Upshukinna omdraai zie ik; AN NI KU H() SE PU<, met de betekenis; ‘hemel-turbulent-ongerept-stromen/emotie/pijn-seker-poepen’, ofwel de jonge ster die hier het hele systeem omgooit wordt ‘in de Hemel turbulent’. Hij voert daar zijn strijd tegen de planeet Tiamat. Daar is de arena, daar is het gevecht... dat meteen door twee ‘winden’ wordt beslecht. De jonge ster heeft er zijn handen niet aan vuil gemaakt en laat het over aan twee van zijn zeven ‘engelen’. De plek die aanvankelijk ongerept was, wordt nu de ‘crimescene’, de plaats delict. En zoals het een goede moordenaar betaamt, gaat hij terug naar de moordplek. Hij treft daar het lijk aan van Tiamat. Zonder enige scrupules besluit hij haar door midden te breken. God is een meedogenloze moordenaar...

een koude killer! En kille koude... en dat kunnen we hem niet kwalijk nemen; zijn reis ging door de koude zwarte buitenruimte alvorens hier te komen. Na zijn aanslag en moord verkoos hij opnieuw de koude zwarte buitenruimte. Zo keert hij elke 3600 jaren terug. Koud, moe en hongerig... hij laaft zich aan Moeder Zon; haar warmte, haar licht en haar liefde... en toch blijft hij de koude killer die in hem schuilt; hij regeert in dit stelsel met kracht, met gezag en met macht en hij zet het hele stelsel naar zijn hand. Hij stelt het uurwerk, de grote klok die wij samen zijn... weer af. Afwijkingen in stand, afwijking in baan en snelheid corrigeert hij. Hij stelt het uurwerk opnieuw af... naar zijn inzicht en laat alles en iedereen in het gareel lopen; in zijn gareel!

De zeven van de Up zijn de zeven lichamen die de ‘anunnaki’ van buitenaf tegenkomen of moeten passeren voordat ze bij de zevende van de Up komen; planeet Gaia/Terra. Ze passeren de omloopbanen van Pluto, Neptunus, Uranus, Saturnus, Jupiter, Mars en dan verschijnt Gaia/Terra. Mars is het rode baken dat opdoemt aan het einde van hun reis. Dan weten ze; we zijn der bijna, maar nog niet helemaal! Het gevaar van de passage van de reuzenplaneten Saturnus en Jupiter is voorbij en ze hebben kennelijk ook de gevaarlijke astroïdengordel heelhuids kunnen doorkruisen! En ja! dan doemt de ‘zevende van de UB, van de oerbasis’ op. De zevende hemel, de zwevende hemel. Daar was het de ‘anunnaki’ om te doen. Deze planeet was geschikt voor exploitatie èn...

bewoning. Nà het aanbrengen van een zeer dichte atmosfeer. De vergaderzaal, de Upshukinna, het walhalla is de plaats waar de ‘hemelstrijd’ plaatsvond tussen de ster GUD en de planeet TIAMAT. GOD won en Tiamat werd verslagen, maar een deel werd gered en door de wederzijdse uitwisseling van elektrische ladingen, leven brengende wateren, de benodigde mineralen en geschikte omstandigheden als temperatuur, licht en vocht... kon op beide systemen leven ontstaan. Zie voor de volledigheid ook vorige afleveringen, die het verhaal aanvullen, voordat ik weer eens afdwaalde! Meer de volgende keer...

Evert Jan Poorterman 

Delen tekst zijn overgenomen uit de Statenvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap Haarlem - 1987 (350 jaren Statenvertaling 1637-1987). Ik dank Carolus Verhulst; oprichter van Uitgeverij Mirananda te Wassenaar, voor het uitgeven van Sitchin's boek en voor zijn bijdrage als vertaler van de tekst, mijn ouders, mijn gidsen en onderzoekers en schrijvers als Immanuel Velikovsky, Erich von Däniken, Robert Charroux, Zecharia Sitchin, Alan Alford, Ernst Gideon, Iman Wilkes, de schrijvers danwel samenstellers van het Oera Linda Boek en tal van andere pioniers zoals Jan van Gorp (Iohannes Goropius Becanus, geboren te Hilvarenbeek, 1518-1572), Simon Stevin van Bruggen (Brugge, 1548-1620), Berend Willem Hietbrink (Maastricht 1943-...), Hylke Welling (1933 - ...), Michel de Nostradame (St. Rémy, 1503-1566), Pieter van der Meer en Alex Onbekend en Ansi mijn mentor en taalmeester en anderen die mij inspireerden...

Voor vragen en/of suggesties kun je Evert Jan rechtstreeks mailen op evertjan(apestaart)niburu.co

EVERT JAN POORTERMAN/NIBURU.CO

Bezoek ook eens gezondheidswebwinkel Orjana.nl