Anunnaki onze goden deel 48- Zwarte Piet hoort erbij (5.0)

Dit is een reeks artikelen waarin Evert Jan Poorterman ons meeneemt op een fascinerende ontdekkingsreis.

Over de komst van een ster en vooral zijn bewoners die al sinds 445.000 jaren álles, maar dan ook écht alles op onze planeet bepalen.



Bedreigt Zwarte Piet de openbare orde?

In ochtendblad Trouw dat ik enkele weken gratis mocht lezen pikte ik wat berichtgevingen op over de ‘swartepietenkwestie’. Op vrijdag 17 oktober 2014 schrijft Hanne Obbink dat de Raad van State zich wil uitspreken vóór Sinterklaas en zijn stoomboot aanlegt aan de kade in de stad Gouda. Het gaat uiteraard over Zwarte Piet en of ‘tie blijven mag. ‘Racisme bouw je niet af, dat schaf je af’. Met die uitspraak gisteren (donderdag 16 oktober 2014 dus) tijdens een zitting van de Raad van State, onderstreepte de advocaat – van de tegenstanders van Zwarte Piet – het ongeduld van zijn cliënten. Die zijn niet tevreden met de stroopwafelpiet in Gouda of een paar roetvegen in Amsterdam.

Zwarte Pieten zijn zwart noch slaaf

Een artikel onder die kop trof ik aan in de Leeuwarder Courant (van maandag 18 november 2013), geschreven door Ton Andringa, Cultureel Antropoloog. Hij schrijft; ‘Uit de Germaanse mythologie doemt Wodan (Odin) op. Hij is gehuld in een rode mantel, gezeten op de schimmel Sleipnir en dendert door het zwerk en over de daken. Geholpen door zijn twee zwarte Raven, die hem informeren over het gedrag van de mensen, laat Wodan bij de armen gouden munten strooien door de schoorsteen, die hooi en wortelen offeren voor Sleipnir, het achtbenige paard. Soms wordt Wodan begeleid door Beserkers. Dat zijn vurige strijders zondert gevechtskledij die hun huid zwart verven’.

Een soort Ninja-strijders zou je kunnen zeggen... met als camouflage de zwarte verf. Dat doet me meteen denken aan de indianen in Noord-Amerika (mag je niet meer zeggen, moet ‘nativs’ zijn) en dan vooral de stammen in het noordoosten van de kuststreek. Mannen die ten strijde trokken, smeerden zich helemaal in met het sap van Cranberrybessen. Die bes wordt zo genoemd omdat blanken uit Europa zagen dat Kraanvogels zich te goed deden aan deze lichtzure bessen. Zo ontstond de naam ‘crane-berry’, ofwel Cranberry. Het sap van de Cranberrybes bevat stoffen die een zuiverende en bloedstollende werking hebben (een soort Jodium dus). In Wikipewdia las ik het volgende:

Het gebruik van de cranberry als medicinale plant is al bekend bij de Noord-Amerikaanse indianen. In de Verenigde Staten van Amerika en in Canada ontstonden in de loop van de negentiende eeuw commerciële veenbesculturen, met name in de Amerikaanse staten Massachusetts, Wisconsin en New Jersey. In 1864 had Massachusetts al meer dan 3000 hectare veenbesvelden. Omdat de cranberry gebruikt werd als middel tegen    scheurbuik op lange zeereizen, was er ook in Europa belangstelling voor commerciële teelt van de cranberry.

aca 1

 
Zwarthuiden en Roodhuiden

Door zich in te smeren met dat sap namen de krijgers voorzorg voor eventuele verwondingen in de aanstaande strijd. De verwondingen zouden in elk geval niet ontsteken. Zo is de bijnaam ‘roodhuiden’ ontstaan. De huid van de ‘nativs’ in Noord-Amerika is gewoon blank tot lichtbruin en meer zuidelijk op de Americaanse continenten bruin. Het waren en zijn natuurvolken en ook weer, wind, regen en zon geven een tanige kleuring van de huid. Ik hervat het verhaal van Ton Andringa. ‘Vanaf de 8e eeuw startten Engelse monniken met de bekering van de Germaanse stammen in onze streken’... dat is wel mooi, leuk en aardig van Ton, maar te vroeg in dit ‘swartepietenverhaal’...

en bovendien behandel in de ‘kerstening’ van de Friezen in mijn boek in aanbouw; ‘Friezen aan de Eufraat’... dus even doorschakelen. Ik zal wel de alinea afmaken. ‘Ze gingen berouw, vergevingsgezindheid en de verlossing van de zonden promoten. Dat botste met de plaatselijke levensstijl, die juist het beoefenen van oorlog en wraak als deugdzaam nastreefde. Begrippen als zonde en schuld waren onbekend’. Ton schetst eigenlijk een beeld van woeste krijgers die zich alleen maar bezighielden met oorlog en strijd. Was er vrede dan kwamen de mannen bijeen in hun ‘langhuizen’... ook wel ‘saal’ of ‘sala’ genoemd (sala – zaal, denk aan Oldenzaal – oude saal, aan Salland – saal land).
 
Walhalla en Walhallagara en Walcheren

Het waren grote ruimten met de functie van ‘dorpshuis’. Dat zie je ook nog bij de ‘natuurvolken’ in Zuid-Amerika, op Papoea Nieuw-Guinea, in Afrika en op de Oceanische eilanden. De Germanen noemden het ook ‘walhalla’. Een prima plek om te zijn; open vuren, zwijnen aan het spit, kroezen met bier, lekkere wijven bij de hand... WA AL HA AL LA>, met de betekenis; ‘waken/wachten-alles-stromen-alles-aanleggen’, ofwel zo’n grote hal of saal    was een ruimte waar je kon wachten en waken, je verpozen en je roes uitslapen. De grote zaal was geschikt voor feesten, alwaar de Germanen dan lallend hun liederen zongen, hun vrouwen verdobbelden en die aan hun lange blonde vlechten mee naar huis sleepten...

Was dat maar waar! Konden wij mannen maar zo leven. Een waar ‘Walhalla’ zou dat zijn. Het is een ruimte waar alles stroomt en niet alleen gerstenat, maar ook bezoekers natuurlijk. Er werden niet alleen feesten gegeven, maar er werd ook vergadert. Vergaderen is een oud woord voor ‘bijeenkomen’. De werkelijkheid was toch wel wat anders dan Ton schetst door er niet over te schrijven, maar wel te suggereren. De Germanen oefenden tal van ambachten uit, teelden groenten en fruit, zaaiden akkers in, ploegden en oogsten hun graan en zij hielden vee. De Romeinse verkenners keken hun ogen uit. Ze verwachten wilde volken maar troffen beschaafde mensen aan in het noorden van Europa.

Ze wisten al dat de Frisii (Friezen) al duizend jaren de Hellesee (of Friesche Zee en Noordzee) beheersten. Dit waren geen rouwdouwers maar bedreven wapensmeden, vakkundige timmerlui, artistieke pottenbakkers, en goede landbouwers en veetelers. Ze hielden Bijen, vlochten korven en manden, kweekten heilzame kruiden, maakten kaas, hammen, worsten en marmelades. Zowel de mannen als de vrouwen, jongens en meisjes waren zelfstandig en leerden al jong verschillende technieken. Ze kustbewoners hadden maritieme kennis en dus deden ze aan ‘sterrenkunde’. Nog steeds is de arbeidsmoraal hier hoog ten opzichte van zuidelijker wonende volken... en niet voor niets staan de Duitsers garant voor degelijk werk.

De Duitse Industrie Norm

En is de Duitse Industrie Norm de maat in de industriële wereld. Niet voor niets ook komen zuidelijker volken naar hier! Ton Andringa dringt ons een ander beeld op dan het werkelijke, zoals ook steevast de ‘Vikingen’ worden weggezet als nietsontziende plunderaars, verkrachters, brandstichters en moordenaar – wat zij ook waren. Niet thuis maar op vreemde kusten om het opdringend Roomse Christendom te stuiten. De ‘noormannen’ kwamen op voor hun eigenheid, hun cultuur, taal en religieuze opvattingen. Ze bestreden het opkomende christendom, door Karel de Grote Moordenaar naar het noorden van zijn rijk verspreid. Hij drong aan en maakte van de vissers, boeren en ambachtslieden strijdbare mannen.

Ton Andringa vervolgt met: ‘De paus gaf de bekeerders opdracht Germaanse gebruiken te voorzien van christelijke inhouden: Midwinterfeest werd Kerst met kransen en kaarslicht (zonnesymbolen), het Vruchtbaarheidsfestival met eieren en vuren werd Pasen. De Germaanse heldenverering werd ingevuld met (strijdlustige) christelijke heiligen, zoals St. Joris en St. Martinus... en wat verder in de tekst ...’Wodan kon intussen voortleven als St. Nicolaas, een heilige van onduidelijke herkomst. Turkije, Italië of Spanje? De helpers werden lang geassocieerd met duivelse riten, blijkens kerkelijke geschriften. Pas laat in de geschiedenis verdwijnen de harde kanten, al blijven roede, kettingen en de zak nog lang in zwang.

Kortom: de vitaliteit van vroege Germaanse opvattingen is onmiskenbaar, de kerken lopen leeg, maar meer dan ooit gaat vuurwerk de lucht in bij oud en nieuw, laaien paasvuren hoger op en wordt Wodans intocht ieder jaar met steeds meer hartstocht verdedigd’. Tot zover Ton Andringa. In Trouw van woensdag 22 oktober 2014 las ik een ingezonden stukje van Gjalt Gaikema. De kop van het artikel waarin het is opgenomen (brievenrubriek) luidt; ‘Gele Piet? Pas op voor China’. Moet Zwarte Piet een andere kleur krijgen? De stemmen zouden staken, als het aan de lezers ligt. De Pietenkwestie levert wel veel creatieve suggesties op... waaronder die van Gjalt. Hij schrijft; ‘Zwitserse soldaten’.

253

254

‘Een bisschop in de tijd van Sint Nicolaas moest zijn bisdom besturen en beschermen tegen aanvallen van buiten. Daarvoor was een leger nodig. De paus heeft daarom een pauselijke garde ingesteld voor het Vaticaan. Dit zijn Zwitserse soldaten in duidelijk zichtbare en opvallende pakken. Sint Nicolaas heeft ook een garde opgericht, bestaande uit Moren. De pakken van deze Moren lijken erg veel op die van de pauselijke garde. Zwarte Pieten zijn dus nooit slaven geweest, maar juist zeer hoge functionarissen in dienst van de bisschop. Als we Zwarte Pieten naast Sinterklaas zien, zijn die geen slaven maar juist een rolmodel van wat je als zwarte medewerker kon bereiken’.

Nou moe! Dat liegt er niet om... De schrijver van dit stukje in Trouw begint met een goede waarneming; dat de paus en ook vele bisschoppen in de heidense gebieden een eigen leger hadden. Niet alleen om weerstand te bieden aan eventuele vijandige campagnes van de ‘barbaren’, maar ook om de bezittingen en eigendommen van de Heilige Roomse Kerk te bewaken en veilig te stellen. Ze bewaakten het bisschoppelijke paleis (palts), de grotere kerken en konden in tijden van dreiging ook abdijen, kloosters en kerken en kapelletjes bewaken. De uitgestrekte landerijen, de boerderijen die er onder vielen en de mensen in dienst van het systeem. Waarschijnlijk inden ze ook belastingen en uiteraard waakten ze over de veiligheid van de bisschop.

Ze begeleiden hem tijdens zijn bezoeken en reizen. Kortom je kon niet zonder een stelletje bewapende soldaten. Tenslotte was de Heilige Roomse Kerk de agressor die willens en wetens het ‘christelijk’ geloof wilde introduceren in de nieuwe wingewesten. Niet zozeer om het Woord van God te promoten, maar om macht uit te oefenen, belastingen te innen en het volk dom en onwetend te houden. Tenslotte maakt deze instelling deel uit van de machtselite op deze planeet en die kunnen nu eenmaal niet anders dan met geheven vuist deze planeet besturen. Nou dan prijst de schrijver van het stukje de zwarte knecht naar de positie van een zeer hoge functionaris in dienst van zijn bisschop...

en iets verderop moet de ‘eenvoudige’ zwarte man blij zijn met een baantje als gardesoldaat. Hoger kon de arme zwarte drommel wellicht niet komen. Moest zelfs blij zijn om als ‘kanonnenvoer’ te mogen dienen. Hoe je de ‘swartepietenkwestie’ ook benadert of bekijkt; Zwarte Piet is en blijft een slaaf en hij is ondergeschikt aan zijn meester; de blanke Heer, de witte godheid en meer zit er dan ook niet in voor hem. Sinterklaas is de witte (bijna pigmentloze huid die grijsachtig aandoet) alien (amphibisch reptiel) en zwarte Piet is de blauwzwarte Pukku, de voorloper van de huidige zwarte Pieten. De verhouding ‘meester’ en ‘knecht’ kloppen uiteraard, maar dan in de zin van schepper en geschapen product, zeg maar God en Adam.

255

Uit Wikipedia nam ik het onderstaande over over de Zwitserse Garde.

256

Koningen en ook andere vorsten hebben vanaf de late middeleeuwen Zwitserse huursoldaten geworven. Deze mannen golden als voorbeeldige soldaten en zij waren trouw aan hun (betalende) meester en hadden geen band met het (vaak oproerige) volk. Een Zwitserse Garde werd aangeworven voor de paus en voor de koning van Frankrijk maar ook de Oranjes hadden Zwitserse hellebaardiers in dienst. De Zwitsers waren trouw zo lang zij betaald werden; daaraan ontleent het Nederlands het gezegde "geen geld; geen Zwitsers" een vertaling van het Franse "point d'argent, point de Suisse". Heden ten dage is er nog één Zwitserse Garde in functie, in Vaticaanstad.

De pauselijke Zwitserse Garde

De Pauselijke Zwitserse Garde (in het Italiaans: Guardia Svizzera Pontificia) is de pontificale bewakingseenheid van Vaticaanstad. Hij bestaat uit Zwitserse rooms-katholieke vrijwilligers, die minstens 174 cm lang en tussen de 19 en 30 jaar oud zijn. Zij dienen minimaal twee jaar in het korps, wonen tijdens die periode in de kazerne en hebben gedurende deze jaren de Vaticaanse nationaliteit. Ze hoeven niet celibatair te leven, maar om te mogen trouwen moeten zij minstens drie jaar gediend hebben en zich willen vastleggen voor nogmaals drie jaar. Het salaris is niet hoog (in 2004 ongeveer € 1100), maar daarbij zijn kost en inwoning gratis, evenals medische verzorging.

Verder betalen de gardisten geen inkomstenbelasting en krijgen veel kortingen op uitgaven voor levensonderhoud. De garde bestaat uit 120 officieren en soldaten. De paleis- en lijfwacht van de paus ontstond in 1505 toen paus Julius II 189 Zwitserse hellebaardiers vroeg om de Kerkelijke Staat te dienen. Het korps werd officieel opgericht in 1506. Het verdedigde paus Clemens VII tijdens de Sacco di Roma op 6 mei 1527 toen de Duits-Spaanse troepen van de rooms-katholieke keizer Karel V plunderend door de stad trokken. Daarbij kwamen 147 gardisten om het leven. De 42 overlevenden brachten de paus in veiligheid binnen de muren van de Engelenburcht.

Ter herinnering aan dit gebeuren worden nieuwe gardisten nog altijd op 6 mei beëdigd. Een misverstand is dat hun huidige uniform, dat met de blauw-rood-gele motieven    doet geloven dat het uit de Renaissance stamt, ontworpen werd door Michelangelo. Het is echter ontworpen door de commandant Jules Repond, die van 1910 tot 1921 diende. Repond haalde zijn inspiratie voor het uniform uit fresco's van de kunstschilder Rafaël. Naast dit bekende uniform wordt nog een blauw uniform gedragen voor het alledaagse leven. De grote uniformen worden enkel gedragen tijdens de hoogmis, ze dragen dan de hellebaard, handschoenen en een helm met rode veren.

Op het herdenkingsfeest van de Plundering van Rome dragen ze ook een harnas. De Zwitserse garde is onzichtbaar met moderne wapens uitgerust (in de pijpen van hun pofbroek hebben ze een automatisch wapen), maar elke gardist wordt ook getraind in het gebruik van zwaard en hellebaard. Overigens wordt het Vaticaan behalve door de Garde ook bewaakt door andere Vaticaanse veiligheidsfunctionarissen en de Italiaanse politie. Recentelijk; 2006 was het jaar van de Zwitserse Garde omdat ze toen haar 500-jarig bestaan vierde.

Meer de volgende keer...

Delen tekst zijn gehaald uit Trouw, de Leeuwarder Courant, Wikipedia, uit de bijbel: Statenvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap Haarlem - 1987 (350 jaren Statenvertaling 1637-1987). Ik dank Carolus Verhulst; oprichter van Uitgeverij Mirananda te Wassenaar, voor het uitgeven van Sitchin's boek en voor zijn bijdrage als vertaler van de tekst, mijn ouders, mijn gidsen en onderzoekers en schrijvers als Immanuel Velikovsky, Erich von Däniken, Robert Charroux, Zecharia Sitchin, Alan Alford, Ernst Gideon, Iman wilkes, de schrijvers/samenstellers van het Oera Linda Boek en tal van andere pioniers zoals Jan van Gorp (Iohannes Goropius Becanus, geboren te Hilvarenbeek, 1518-1572), Simon Stevin van Bruggen (Brugge, 1548-1620), Berend Willem Hietbrink (Maastricht 1943-...), Hylke Welling (1933 - ...), Michel de Nostradame (St. Rémy, 1503-1566), Ansi mijn mentor en taalmeester en anderen die mij inspireerden... en ditmaal ook Raymond ten Berge...

Voor vragen en/of suggesties is Evert Jan te mailen op: evertjan(apestaart)niburu.co

EVERT JAN POORTERMAN/NIBURU.CO


Bezoek ook eens gezondheidswebwinkel Orjana.nl